1. Open de Beheerconsole van Kaspersky Security Center.
2. Open in de map Managed devices in de structuur van de Beheerconsole de map met de naam van de beheergroep waartoe de relevante clientcomputers behoren.
3. Selecteer in de werkruimte het tabblad Policies.
4. Selecteer het noodzakelijke beleid en dubbelklik om de beleidseigenschappen te openen.
5. Selecteer Algemene instellingen → Programma-instellingen in het beleidsvenster.
6. Gebruik het selectievakje Kaspersky Endpoint Security voor Windows starten bij opstart van computer om de opstart van het programma te configureren.
7. Sla uw wijzigingen op.

1. Selecteer Devices → Policies & Profiles in het hoofdvenster van de webconsole.
2. Klik op de naam van het Kaspersky Endpoint Security-beleid.

   U ziet nu het venster met de beleidseigenschappen.

3. Selecteer het tabblad Application settings.
4. Ga naar General settings → Application Settings .
5. Gebruik het selectievakje Start Kaspersky Endpoint Security on computer startup (recommended) om de opstart van het programma te configureren.
6. Sla uw wijzigingen op.

1. Klik in het hoofdvenster van het programma op de knop .
2. Selecteer Algemene instellingen → Programma-instellingen in het venster met de programma-instellingen.
3. Gebruik het selectievakje Kaspersky Endpoint Security voor Windows starten bij opstart van computer om de opstart van het programma te configureren.
4. Sla uw wijzigingen op.

1. Open de Beheerconsole van Kaspersky Security Center.
2. Open in de map Managed devices in de structuur van de Beheerconsole de map met de naam van de beheergroep waartoe de relevante clientcomputer behoort.
3. Selecteer in de werkruimte het tabblad Devices.
4. Selecteer de computer waarop u het programma wilt starten of stoppen.
5. Klik rechts om het contextmenu van de clientcomputer weer te geven en selecteer Properties.
6. Selecteer het gedeelte Applications in het venster met de eigenschappen van de clientcomputer.

   Een lijst met geïnstalleerde Kaspersky-programma’s op de clientcomputer wordt rechts in het venster met de eigenschappen van de clientcomputer weergegeven.

7. Selecteer Kaspersky Endpoint Security.
8. Doe het volgende:
   • Als u het programma wilt starten, klikt u op de knop rechts van de lijst met Kaspersky-programma’s:
   • Als u het programma wilt stoppen, klikt u op de knop rechts van de lijst met Kaspersky-programma’s:

1. Selecteer in het hoofdvenster van de webconsole achtereenvolgens Devices → Managed devices.
2. Klik op de naam van de computer waarop u Kaspersky Endpoint Security wilt starten of stoppen.

   U ziet nu het venster met computereigenschappen.

3. Selecteer het tabblad Applications.
4. Schakel het selectievakje naast Kaspersky Endpoint Security for Windows in.
5. Klik op de knop Start of Stop.

Om het programma via de opdrachtregel te stoppen, moet u extern beheer van systeemservices inschakelen.

Het bestand ‘klpsm.exe’, dat bij het distributiepakket van Kaspersky Endpoint Security wordt meegeleverd, wordt gebruikt om het programma vanaf de opdrachtregel te starten of te stoppen.

1. Voer de interpreter van de opdrachtregel (cmd.exe) uit als een beheerder.
2. Ga naar de map waar het uitvoerbare bestand van Kaspersky Endpoint Security is opgeslagen.
3. Typ klpsm.exe start_avp_service om het programma vanaf de opdrachtregel te starten.
4. Om het programma vanaf de opdrachtregel te stoppen, typt u klpsm.exe stop_avp_service.